Helmut Brenner, onze internationale vertegenwoordiger in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland, blikt terug op zijn lange carrière in de voetbalindustrie en hij benadrukt dat de academische topkwaliteit van Johan Cruyff Institute de studenten naar een hoger niveau van professionaliteit tilt
Helmut Brenner heeft in zijn 40-jarige carrière als voetbalcoach in verschillende landen gewerkt, zoals Duitsland, Nigeria, de Verenigde Staten en China. De internationale vertegenwoordiger van Johan Cruyff Institute in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland speelde in Oostenrijk voordat hij aan zijn trainerscarrière begon. Om zich verder te professionaliseren, behaalde Helmut Brenner in 2015 het Postgraduate Diploma in Football Business. “Ik heb veel geleerd van het studieprogramma. Voor mij was het belangrijk om de kans te krijgen om me op een ander niveau in voetbal te verdiepen en om de voetbalbusiness te begrijpen, dat veel verder gaat dan het spel,” zegt hij.
Een paar jaar na deze leerervaring werd de band tussen Helmut Brenner en Johan Cruyff Institute verder versterkt. Als internationaal vertegenwoordiger zal hij zich inzetten om het academische gedachtegoed van Johan Cruijff uit te breiden in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland, landen met een rijke voetbal- en sporttraditie. “De academische topkwaliteit van Johan Cruyff Institute tilt studenten naar een hoger niveau van professionaliteit. Ik ben erg blij dat ik deze waarden mag vertegenwoordigen”, zegt hij.
Kun je ons vertellen over je overgang van profvoetballer naar coach? Wat motiveerde deze verandering?
Allereerst waren er in mijn voetbalclub uitstekende spelers en ik zag dat sommigen veel beter waren dan ik. Een manier om in de voetbalindustrie te blijven werken was voor mij om professioneel coach te worden. Ik begon op mijn 19e met het coachen van de jongste kinderen. Ik had er veel plezier in. En wat ook meespeelde: onze coach liet ons veel rennen, maar er was geen tactiek. Dus ik werd daardoor nieuwsgierig om verschillende technieken te leren, om het spel met de bal verder uit te breiden. Ik wilde graag dat aspect verbeteren.
Je hebt op verschillende plekken gecoacht, zoals de Verenigde Staten, Nigeria en Duitsland. Welke uitdagingen en ervaringen ben je in deze verschillende omgevingen tegengekomen?
Er zijn grote verschillen in de sportcultuur. Toen ik bijvoorbeeld voor het eerst in de Verenigde Staten was, als coach in Californië in 1995, was het voetbal nog niet zo ontwikkeld als nu. Maar de tweede keer, van 2009 tot 2011, was dat compleet anders; het voetbal is er in die jaren enorm gegroeid. Mijn indruk is dat ze in de Verenigde Staten heel professioneel zijn nu. Als coach stelde ik hoge eisen aan de ouders, de club en de spelers. Ze wilden zoveel mogelijk leren. En dat is heel positief.
En Nigeria is een wereld op zich. Ik heb gecoacht in Lagos, een stad in Nigeria met veel ongelijkheid. Er zijn buurten met veel geld, maar wij trainden in een deel van de stad waar het voor de bevolking moeilijk was om een maandelijkse bijdrage te betalen. Alles begon dus als een sociaal project. We haalden kinderen binnen en motiveerden ze om met onze spelers op straat te voetballen. Maar we zeiden tegen ze: ga terug naar school en als je klaar bent, kom dan spelen. Dit project begon in 2006 en we zijn er nog steeds actief. We hebben kinderen van alle leeftijden en een team van volwassenen. Maar het is moeilijk. Het kost vaak moeite om het geld en de steun te krijgen om coaches te vinden.
Samenvattend kan je zeggen dat de perfecte match zou zijn om de voetbalkennis van Europa, het geld uit de Verenigde Staten en het talent van Nigeria te combineren.
Wat is jouw persoonlijke benadering van de ontwikkeling van spelers?
Ik coach al bijna 40 jaar. En zoals het voetbal is veranderd, is ook mijn aanpak veranderd. Eerlijk gezegd ben ik erg trots op mijn teams omdat ze zo gedisciplineerd en gemotiveerd zijn. Ik denk dat het belangrijkste kenmerk is, dat ze georganiseerd zijn op basis van de behoeften van het team. De belangrijkste uitdaging is dus niet om te winnen of nummer één te zijn. De uitdaging is om te leren omgaan met verantwoordelijkheden, jongere spelers in het team te integreren, ze te leren hoe ze zich moeten gedragen en ze te laten zien hoe belangrijk het is om een club te vertegenwoordigen als we uit spelen.
“Mijn benadering is dat winnen belangrijk is, maar als je plezier hebt tijdens trainingen en wedstrijden, kun je betere resultaten behalen. Dus ik wil dat mijn teams plezier hebben en winnen. Ik wil dat mijn spelers met plezier trainen en tegelijkertijd een goede sportkwaliteit behouden.”
Wat motiveerde je om naar Johan Cruyff Institute te gaan en welke bijdragen hoop je te leveren aan de organisatie in je rol als internationaal vertegenwoordiger?
Het eerste contact was in 2015 toen ik online zocht naar cursussen die werden aangeboden door Johan Cruyff Institute. Op dat moment werkte ik zelfstandig in de voetbalbusiness en wilde ik mijn kennis vergroten om een nieuw professioneel niveau te bereiken. Dus volgde ik het Postgraduate Diploma in Football Business. Het waren 18 zeer uitdagende maar interessante maanden. De banden die ik legde met de andere studenten en de docenten aan Johan Cruyff Institute waren goed. Ik heb veel plezier gehad en veel geleerd. Ik herinner me nog steeds de dag van het eindexamen, hier in Barcelona. De academische topkwaliteit van Johan Cruyff Institute tilt studenten naar een hoger niveau van professionaliteit. Ik ben erg blij dat ik deze waarden mag uitdragen als internationale vertegenwoordiger.
Je hebt je tientallen jaren professioneel met voetbal beziggehouden in verschillende rollen. Welke veranderingen zijn je opgevallen, zowel op als naast het veld?
In de 40 jaar dat ik voetbal, is het spel zelf drastisch veranderd. Het team waarvoor ik speelde toen ik jong was, in de eerste competitie van Oostenrijk, kon het bijvoorbeeld niet opnemen tegen een U17-team in de Bundesliga of tegen selectieteams in de lagere categorieën. Het voetbal is op veel vlakken vooruitgegaan: fysiek, tactisch, zelfs de uitrusting, of het nu om het veld of de bal gaat, is totaal anders dan in mijn tijd als speler.
Buiten het veld is de focus van het voetbal ook veranderd. De professionalisering van het voetbal betekent dat een club nu veel verschillende afdelingen moet hebben om goed te kunnen functioneren. Wat twee of drie mensen 40 jaar geleden deden, moet nu gedaan worden met een team, een complete afdeling. Om een voetbalteam te leiden heb je verschillende professionals en specialisten nodig. Aan de andere kant, buiten het veld, concurreren clubs om internationale sponsoring en kijkers, en de fans zijn erg belangrijk.
Er zijn veel dingen veranderd in het voetbal en ik ben blij dat ik deze transformatie heb mogen meemaken terwijl ik met plezier speelde of coachte. Wat ik ook zie in het huidige voetbal is dat er verschillende niveaus zijn. Je hebt professionele clubs met grote teams en ambitieuze doelen. Maar je hebt ook semiprofessionele clubs waar nog een beetje romantiek heerst. Tot slot zijn er amateurclubs, waar je naar kunt gaan kijken en gewoon van het spelletje kunt genieten. Zo kun je als toeschouwer of zelfs als speler kiezen op welk niveau je van voetbal wilt genieten, en dat vind ik iets heel positiefs.
Hoe breng je de eisen van het werken met clubs, spelers en bedrijven met elkaar in balans en welke strategieën gebruik je om deze relaties effectief te managen?
Ik denk dat de interactie tussen al deze onderdelen erg belangrijk is om te slagen als voetbalclub. Ten eerste moet de club beslissen op welk niveau het wil spelen, op welk niveau het wil presteren. Ik woon en werk momenteel bijvoorbeeld in Duitsland, een land waar clubs nog door hun leden worden bestuurd. Dat heeft voor- en nadelen. Ondanks dat het beperkingen oplevert voor de Duitse clubs, is de macht van de fans erg groot. De bestuursleden moeten beslissen hoe ze willen werken om aan de eisen van de fans te voldoen. En in sommige gevallen is er geen continue behoefte om te winnen of om kampioen te worden. Sommige fans willen gewoon van voetbal genieten en in dezelfde divisie blijven. Ze genieten van de club, het mooie werk van de spelers en de trainersstaf.
Wat belangrijk is, is dat de club een solide financiële basis heeft. Dat is een uitdaging voor CEO’s. En het is een belangrijke uitdaging, omdat het in een voetbalcompetitie vaak moeilijk is om het geld bij elkaar te krijgen dat nodig is voor een succesvol seizoen. Je moet weten hoe je tv-inkomsten, sponsoring en kaartverkoop moet managen. Zelfs als je een goed plan hebt, kunnen er tijdens het seizoen veel dingen gebeuren die je dwingen om het plan te veranderen. Als je bijvoorbeeld twee of drie blessures in het team hebt, heeft dat invloed op het plan. Het is hard werken. Goede managers doen hun huiswerk en hebben niet alleen een plan A, maar ook een plan B of C om zich aan alle omstandigheden aan te passen.
Hoe was je ervaring als student aan Johan Cruyff Institute?
Dat was een erg positieve ervaring. Ik heb veel geleerd tijdens het Postgraduate Diploma in Football Business. Voor mij was het belangrijk om de kans te krijgen om voetbal op een ander niveau te leren begrijpen. Om te leren over voetbalbusiness, dat verder gaat dan het spel wat ik op dat moment kende. In 2015 en 2016, de jaren waarin ik het programma deed, stond Spanje bovenaan in het voetbal, zowel op als buiten het speelveld. Landen als Duitsland en Oostenrijk hielden nauwlettend in de gaten wat er in Spanje gebeurde met FC Barcelona en Johan Cruyff Institute. Dat maakte mijn beslissing heel gemakkelijk. Ik kwam om van de besten te leren en die kennis vervolgens toe te passen in mijn werk.