Craig Foster, Fernando Revilla en Grétar Steinsson zijn alle drie oud-profvoetballers die nu via een kantoorbaan een bijdrage leveren aan het voetbal. Ze vertellen over de uitdagingen die hun beroepsgroep tegenkomt als zij hun talent willen gaan inzetten voor de professionalisering van de voetbalindustrie
Stel je voor dat je vijftien jaar in dezelfde sector hebt gewerkt. Je bent erin geslaagd om naam te maken en een netwerk op te bouwen. Je hebt jezelf omringd met het beste team. Je hebt leiding genomen en je wordt volop gewaardeerd door collega’s én de concurrentie. En dan opeens moet je stoppen met werken. Je werk wordt afgedankt, je collega’s nemen geen contact meer op, het bedrijf waarvoor je zo je best hebt gedaan is klaar met je en vindt dat al je talent en ervaring niet langer van belang zijn. Je wordt afgedankt. Op je 40e heb je al je pensioenleeftijd bereikt.
En denk je nu eens in dat je topsporter bent. Is het dan logisch dat je, na een leven gewijd te hebben aan de sport, waar je passie voor voelt en waar je een belangrijke bijdrage aan hebt geleverd, ook in zakelijk opzicht, dat jij nu aan de zijlijn moet gaan staan zonder een bijdrage te kunnen leveren die gebaseerd is op je ervaring, waarden en vaardigheden, zodat de generatie die na jou komt in een betere omgeving kan starten?
Velen zullen het ermee eens zijn dat Johan Cruijff geluk had, omdat hij geboren werd met zo’n enorm talent voor voetbal. Maar hij kwam uit een relatief eenvoudige omgeving en ook hij moest hard zijn best doen om zich te ontwikkelen, waarna hij uiteindelijk één van de beste voetballers uit de geschiedenis kon worden. Vanuit diezelfde energie keek hij om zich heen en besefte hij dat zijn ‘gelijken’, dat wil zeggen: allen met een soortgelijke loopbaan die zich met hart en ziel aan hun sport wijden, misschien niet altijd datzelfde doorzettingsvermogen hadden om door te blijven leren, juist ook op het moment dat hun benen het op het veld niet meer bij konden houden. Johan bleef ook buiten het veld altijd de leiding houden, als coach, als manager en als mentor. En hij werkte aan een nieuwe basis voor de sport, waarbij oud-spelers niet meer buitenspel komen te staan, maar waar deze topprofessionals gestimuleerd worden om door te leren, om zo het beste van zichzelf te kunnen blijven geven, om voorop te kunnen blijven lopen in de sportindustrie.
Dat is allemaal bijna 20 jaar geleden begonnen, maar het Johan Cruyff Institute blijft zich inzetten voor de sport, de sporters en de professionals in de sportwereld, die dankzij hun studies kunnen bijdragen om van deze sector niet alleen één van de meest productieve sectoren te maken, vanuit economisch perspectief, maar vooral ook één van de meest professionele.
De instelling bracht tijdens de afgelopen World Football Summit in Madrid, één van de belangrijkste evenementen in de voetbalindustrie, drie professionals bij elkaar. Het waren alle drie oud-profvoetballers die, nadat ze één van onze studieprogramma’s gevolgd hadden, nu ‘vanuit kantoor’ een bijdrage leveren aan de voetbalwereld. Craig Foster, Fernando Revilla en Grétar Steinsson: drie cases, drie functies en drie continenten, samen in één panel over het onderwerp: Moet de voetbalindustrie geleid worden door oud-voetballers?
“Vanuit het oogpunt van een voormalige voetballer is het een interessante kwestie, omdat de heersende opvatting is dat voetbal gebaseerd moet zijn op de spelers en de fans. Het genereren van inkomsten via fans, de vercommercialisering van voetbal, de investeringen in de infrastructuur, het zijn allemaal belangrijke kwesties maar in wezen gaat het bij voetbal business altijd om spelers en fans. Wanneer je het debat op gang brengt over wat de betrokkenheid van oud-voetballers in voetbal business dan zou moeten zijn, dan loop je tegen culturele problemen aan, zowel in Australië als in Europa en Amerika,” zegt Craig Foster, een Australische televisiecommentator en voetbalanalist, die ook CEO en voorzitter was van de voetballersvakbond Professional Footballer’s Australia (PFA) en tegenwoordig ambassadeur is van het Johan Cruyff Institute in Australië.
Wat zou de bijdrage van oud-profvoetballers aan voetbal business kunnen zijn? Craig Foster heeft dat duidelijk voor ogen: “Dankbaarheid, specifieke kennis van de sector, bepaalde waarden en contacten (die erg belangrijk zijn), respect voor de essentie van het voetbalbedrijf (wat in veel opzichten verloren is gegaan), en de kracht van leiderschap. We hebben het dan over kwaliteiten van oud-voetballers die actief zijn in voetbalmanagement en waarbij ze moeten kunnen voldoen aan de managementeisen van de sector, de organsaties, clubs en andere instanties, dus mits ze de juiste voorbereidingen hebben kunnen treffen,” aldus Craig.
“We gaan ervan uit dat voetbalmanagement gebaseerd moet zijn op spelers en fans, maar de directe inzet van spelers in management of business is nog altijd een cultureel probleem”. Craig Foster
Foster is ervan overtuigd dat “zowel FIFA als FIFPro hier een grote verantwoordelijkheid hebben, waarbij zij voor enorme uitdagingen staan. Ze zouden opleidingen moeten aanbieden aan spelers, omdat die het hart van het voetbalbedrijf vormen, degenen die er helemaal voor gaan, en het recht hebben op onderwijs en kansen binnen de clubs.” De Australiër gelooft dat “90% van het talent in het voetbal wordt verspild en dat moet veranderen. “Begrijp me niet verkeerd, maar in voetbal worden miljoenen uitgegeven aan externe managers, in plaats van aan de eigen gelederen zodat deze professionals bij de club blijven, hun waarden overbrengen en hun maximale niveau kunnen behalen. Iedereen is het erover eens dat het ideaal zou zijn om in het voetbal het talent op de juiste posities in te zetten. Spelers weten waar het om gaat, ze begrijpen het, ze weten wat concurrentie en competitie is. Het is hun wereld! In mijn optiek geeft het voetbal zijn spelers en oud-spelers niet genoeg de kans om te laten zien dat ze ook de beste kunnen zijn in management. Dat was de visie van Johan Cruijff, die ik volledig deel.”
“In voetbal worden miljoenen uitgegeven aan externe managers, in plaats van het meer stimuleren van talentontwikkeling binnen de eigen gelederen; 90% van het voetbaltalent wordt verspild.” Craig Foster
Voor Craig Foster is het vooral een cultureel probleem en om dat toe te lichten geeft hij een voorbeeld: “In Australië en elders leeft onder spelers – en vooral onder coaches – nog steeds de overtuiging dat het niet nodig is om spelers te stimuleren om tijdens hun sportcarrière te studeren; dat ze alleen maar voetballers moeten zijn, 24 uur per dag, dat ze alleen maar moeten nadenken over de training en de wedstrijd, terwijl wetenschappelijk onderzoek aantoont dat iets doen naast de sport juist erg goed is”.
“Laten we bijvoorbeeld eens kijken naar de NFL, een competitie die gelieerd is aan de universiteit. Ongeveer 40% van de oud-spelers is ondernemer of heeft een eigen bedrijf. Dat is een ongelooflijk hoog percentage en ondenkbaar in andere sporten. Wat deze voormalige spelers vanuit hun bestuurlijke posities kunnen bijdragen aan hun sport is onbetaalbaar. En in andere sporten wordt dat ongelooflijke talent gekleineerd en volledig onderbenut.”
In Australië wordt nu een begin gemaakt met verandering, aldus Craig Foster: “We hechten tegenwoordig meer waarde aan onderwijs, in het bijzonder bij de spelersvakbond PFA. Het is een heel recent voorstel maar het is al in werking, waarbij spelers zich op drie gebieden ontwikkelen: ze volgen online cursussen over verschillende onderwerpen; ze kunnen zich als voetballer ontwikkelen zodat ze goede profs worden die hun land op de best mogelijke manier kunnen vertegenwoordigen, en ze leren club-management. We geven ze daarbij één keer per week de kans om met behulp van een mentor de verschillende institutionele functies van een club te leren kennen, en niet alleen de technische. Op die manier kunnen de voetballers ook andere posities bij de club gaan bekleden, omdat ze daarvoor nu opgeleid worden. En degenen die de sterrenstatus niet bereiken, wat de overgrote meerderheid is, kunnen zo blijven werken voor hun club, waarin ze geloven, waarvan ze houden en waar ze voor een groot deel van hun leven bij hebben gehoord.”
Grétar Steinsson is tegenwoordig de technisch directeur van Fleetwood Town, nadat hij onder andere bij de Bolton Wonderers in de Engelse Premier League heeft gespeeld en voor het IJslandse elftal uitkwam. Hij komt uit een land waar onderwijs één van de hoekstenen vormt, en waar hij een speciaal geval was omdat hij een ‘late voetballer’ was. “Ik werd profvoetballer op mijn 23e en had toen mijn studie al afgerond, net als iedereen in IJsland, waar onderwijs hoog aangeslagen staat”, zegt Grétar. Op zijn 23e ging hij in Zwitserland spelen en daar ontstond “een bijzondere vriendschap met een oud-voetballer die een managementfunctie bekleedde”, herinnert hij zich. Vandaar ging hij naar AZ Alkmaar, waar Van Gaal de skepter zwaaide en “gedurende die drie jaar bij AZ kon ik mij verdiepen in de functies van de technisch directeur, het hoofd van de transfers, de eigenaar van de club, uiteraard in Van Gaal, de marketingmensen … alles wat betrekking had op de managementterreinen van de club.”
Na zijn periode in Nederland kwam hij in de Engelse Premier League terecht bij de Bolton Wonders, waar de omgeving heel anders was. “Het is een fantastische club, maar ik sprak de CEO maar twee keer in vijf jaar en de eigenaar heb ik misschien één of twee keer ontmoet; verder bleef het bij ‘hallo en tot ziens’. Toen de coach moest aftreden realiseerde ik me dat in het Engelse voetbal alles één groot rookgordijn is, waar je niet doorheen kunt kijken”, adus de manager.
Grétar Steinsson is van mening dat er, net als in alle debatten, argumenten vóór en tegen zijn. En dat, zoals met alles in het leven, sommige mensen bepaalde functies kunnen uitvoeren, terwijl anderen er ongeschikt voor zijn. Wat betreft de argumenten vóór voormalige spelers in managementfuncties beschouwt Grétar vooral hun geloofwaardigheid als onbetwistbaar. “Je kunt met spelers zitten, of met agenten om te onderhandelen, en onmiddellijk herkennen ze je als een voetbalmens die deze situatie al eens als speler heeft meegemaakt, of als manager waarbij je andere aspecten laat meespelen die je belangrijk vindt. Je hebt meteen geloofwaardigheid als gesprekspartner, terwijl een niet-voetballer er langer over moet doen om datzelfde niveau te bereiken.”
“In het voordeel van voetballers speelt hun geloofwaardigheid, ze hebben geleerd om te gaan met druk en besluitvorming, ze kennen hun grenzen, en werkten op jonge leeftijd al in een professionele omgeving.” Grétar Steinsson
Een andere inherente eigenschap van een topsporter is “het vermogen om zich elke week aan te passen aan een emotionele achtbaan, iets dat bijna onmogelijk te leren is als niet-sporter. Het is een heel indrukwekkende ervaring en die naar kantoor brengen is erg belangrijk. Leven onder druk, weten hoe je die druk kunt beheersen bij het nemen van beslissingen, daar zijn we aan gewend.”
Je eigen grenzen en tempo kennen en de verschillende posities van mensen begrijpen, dat is een andere kwaliteit van de sporter die Grétar erg waardeert: “Van degenen in scouting tot de medici en coach, in alle rollen is het belangrijk om technische kennis en begrip tentoon te spreiden. Als je zelf vele jaren gespeeld hebt, begrijp je dat alle spelers bepaalde fases doorlopen, je kent hun grenzen. Als je bijvoorbeeld een speler bent die een been gebroken heeft en onder druk een vervanger gezocht moest worden, als je dan op kantoor zit, weet je wat je wél kunt gebruiken en wat niet, dat is erg belangrijk. En gewend zijn om te werken met grote ego’s, met professionals als je zelf nog jong bent, dat is ook een punt in het voordeel”, volgens Steinsson.
De advocaat van de duivel spelend heeft Grétar er geen problemen mee om te beweren dat “spelers er gewend aan zijn om in een bubbel te leven” en dat sommigen daar liever ook niet uit willen. “Ze vertellen je hoe laat je moet opstaan, waar je naartoe moet, hoe je je moet kleden, we hebben agenten die voor alles zorgen, sponsors, etc. We hoeven niets te doen. Je bent eigenlijk maar 90 minuten nodig, vijf keer per week. Willen we dan wel dat deze mensen de onderneming gaan runnen? Zoals de Engelsen zeggen: ‘fair enough’.”
“In het nadeel van de voetballers speelt dat ze in een bubbel leven waarbij ze per week maar vijf keer 90 minuten moeten pieken. En dan verwachten we dat deze mensen een business kunnen runnen zonder goede opleiding?” Grétar Steinsson
Het probleem is volgens Grétar dat je veel spelers tegenkomt die alleen maar willen voetballen en helemaal geen zin hebben om tijd op te offeren voor iets anders, zoals hun persoonlijke ontwikkeling. “Het probleem van onopgeleide voetballers is het gebrek aan opleiding. Je ontmoet maar weinig spelers die over hun toekomst willen praten, over wat er gaat gebeuren als ze 29, 30, 32 jaar oud zijn. Dat ze gaan inzien dat hun loopbaan snel eindigt en razendsnel verloopt, kost veel moeite. De jonge spelers geloven dat ze alles zullen winnen, dat ze multi-miljonair worden en geen studie nodig hebben. Maar we weten allemaal dat maar heel weinig dat bereiken en dat feit op zich is voor mij, als oud-speler, een punt van zorg.”
“Dat gezegd hebbende vind ik wel, net als Craig, dat er maar heel weinig talent binnen de voetbalclubs rondloopt. Het is net alsof niemand het iets kan schelen. In mijn tijd bij de Bolton Wonders was er niemand die mij als een persoon zag, die nuttig zou kunnen zijn voor de club. Ik was één van die dwaze voetballers die in een luchtbel leefde. We zijn tot stereotype gemaakt. Clubs geven in werkelijkheid niet om hun spelers, net zoals de spelers niet echt om de organisatie geven waar ze voor spelen.’
Grétar is er voorstander van dat “er voetbalmensen op kantoor zijn, omdat daar de beslissingen worden genomen. Ik denk dat we heel voorzichtig moeten zijn met wie dat zijn; dat het niet de verkeerde mensen zijn. Spelers moeten het bedrijf leren kennen als ze nog topsporter zijn, waarbij ze ondersteund worden om die stap te kunnen gaan zetten, voor wanneer de tijd daar is. Die ervaring is erg belangrijk.”
“Het is wel degelijk belangrijk om oud-voetballers op kantoor te hebben, omdat daar de besluiten genomen worden. Spelers moeten daar op voorbereid worden, want hun ervaring is erg waardevol.” Grétar Steinsson
Fernando Revilla, voorzitter van de Amerika-divisie van FIFPro, lid van het uitvoerend comité van FIFPro, manager van de Peruaanse voetballersvakbond en lid van FIFA Players’ Status Committee, is tien jaar profvoetballer geweest en brengt het Latijns-Amerikaans perspectief in, waar de sociaal-economische factor centraal staat. Een continent waar kinderen en adolescenten voetbal als een uitweg zien uit economische en sociale misère. “Wij zijn een land dat spelers exporteert”, aldus Fernando Revilla. In Zuid-Amerika hebben we met een heel andere realiteit te maken dan die van IJsland, waarover Grétar het had. Hier wordt onderwijs niet zo belangrijk gevonden en het openbaar onderwijs is ook vaak niet zo goed. Dus in de meeste gevallen worden spelers geadviseerd om school te verlaten om zich geheel te wijden aan voetbal. In Zuid-Amerika zijn er statistieken die laten zien dat 25-30% van onze spelers geen diploma heeft. En dat is echt een groot probleem, want wat komt er uiteindelijk van deze groep terecht?”
Degenen die erin slagen om profvoetballer te worden, komen in die luchtbel terecht in landen waar enorme economische ongelijkheid is, waardoor het opgeven van die levenswijze heel gecompliceerd is. “We hebben veel spelers die veel geld hebben verdiend maar na hun carrière niet weten wat ze met hun leven moeten doen. En op de arbeidsmarkt hebben ze niet dezelfde waarde als toen ze nog voetbalden. Als voetballers werd er veel voor hen betaald om te voetballen, maar als ze niet klaargestoomd worden voor het verdere leven, dan zijn ze op de arbeidsmarkt heel weinig waard. Dat benadrukt het belang van onderwijs,” aldus Fernando.
“Latijns Amerika is exporteur van spelers en hier worden de meeste voetballers op jonge leeftijd al geadviseerd om school te laten schieten om zich volledig op voetbal te richten. Het is een groot probleem.” Fernando Revilla
FIFPro Amerika gaat de uitdaging aan om meer voor haar spelers te gaan zorgen. “Op dit moment zorgen we voor cursussen op basisniveau, zodat de jongens die school niet hebben afgemaakt dat alsnog kunnen doen. En daarnaast is er voor de wat beter opgeleiden van alles wat: technische cursussen, taalcursussen, coachcursussen, opleidingen voor diegenen die zich willen wijden aan sportmanagement, studieprogramma’s voor diegenen die naar de universiteit willen gaan. Dat is wat we proberen te promoten op ons continent, omdat het echt een groot probleem is. En niet alleen om in de sector te werken, maar ook om een nieuw levensproject te starten, want als het profvoetbal voorbij is, vraag je jezelf af: hoe bouw ik mijn nieuwe leven op? Blijf ik in de voetbalsector? We zouden het graag anders zien, maar er is niet genoeg werk voor iedereen. Sommigen hebben bovendien meer geld gespaard dan anderen, kunnen hun eigen bedrijf opstarten of de arbeidsmarkt verkennen, maar hoe je het ook wendt of keert, het is sowieso belangrijk dat ze goed opgeleid zijn.
“Veel spelers weten aan het eind van hun voetbalcarrière niet wat ze met hun leven aan moeten. Ze zijn gewend geraakt aan veel geld, maar op de arbeidsmarkt zijn ze niet veel meer waard en om hen een doorstart te geven zijn opleidingen belangrijk.” Fernando Revilla
Fernando Revilla is van mening dat “het probleem onderkend wordt en dat we allemaal inzien dat onderwijs een fundamenteel instrument is voor de toekomst van voetballers wanneer ze hun sportcarrière beëindigen”. Uiteindelijk gaat het, onafhankelijk van het land, om het creëren van kansen en moeten we korte metten maken met oude stereotypen. In een zeer competitieve omgeving zoals de sportindustrie, waar veel factoren spelen en zoveel geld omgaat, dienen de waarden hoog in het vaandel gedragen te worden en is onderwijs één van de fundamentele waarden van de samenleving.
En zoals onze oprichter Johan Cruijff altijd zei: “Er is niemand die de belangen van de sport beter kan dienen dan iemand met het hart van een sporter”
STUDEREN AAN HET JOHAN CRUYFF INSTITUTE AMSTERDAM
Het Johan Cruyff Institute biedt een verrijkende leeromgeving met leermiddelen die gebaseerd zijn op interactief leren. We streven naar een mix van studenten uit de sport- en zakenwereld en maken het voor studenten mogelijk hun unieke ervaringen te delen en veel van elkaar te leren. Studenten worden uitgedaagd om actief deel te nemen aan creatieve uitdagingen die inzet, betrokkenheid en intuïtief denken vereisen. Informeer vrijblijvend naar onze programma’s:
- Cursus Football Business Fundamentals online (Start: 26 februari 2018, online, Nederlands)
- Cursus Sport Management Fundamentals online (Start: 26 februari 2018, online, Nederlands)
- Master in Coaching (Start: september 2018, Amsterdam, Nederlands)
- Master in Sport Management (Start: september 2018, Amsterdam, Engels)