De tweevoudig wereldkampioene op de weg, Anna van der Breggen, die haar eerste jaar als teamleider in het vrouwenwielrennen combineerde met de Master in Coaching van het Johan Cruyff Institute, gaat in op haar nieuwe rol in een snel ontwikkelende sport, waar kansen en nieuwe uitdagingen hand in hand gaan
Meer vrouwenedities van mannenkoersen, meer uitzendtijd op televisie en betere salarisregelingen, dat zijn enkele ontwikkelingen die het vrouwenwielrennen momenteel doormaakt. Het gaat goed met de sport, maar de sterke groei die het vrouwenwielrennen doormaakt, leidt ook tot uitdagingen. “Er zijn veel veranderingen ingezet, zeker de laatste jaren en ik hoop dat die werken”, zegt Anna van der Breggen, die in 2021 een punt zette achter een wielercarrière, om door te gaan als ploegleidster van dezelfde ploeg, Team SD Worx.
Vlak nadat ze van rol wisselde, studeerde Anna van der Breggen de Master in Coaching aan het Johan Cruyff Institute Amsterdam, met behulp van een studiebeurs van Telesport. In het eerste deel van dit interview, spraken we met Anna over coaching en haar huidige rol als ploegleidster in het vrouwenwielrennen. In dit tweede (en laatste) deel, praten we door over coaching, en gaan we in op de groei van het vrouwenwielrennen en de uitdagingen die dat met zich meebrengt: “Met ons team moeten we nu soms deelnemen aan twee evenementen tegelijk. We hebben nieuw talent nodig, dat tegelijkertijd steeds meer keus heeft”, aldus Anna.
Toen Parijs-Roubaix Femmes de eerste keer georganiseerd werd, zat jij in de volgwagen. Hoe was dat voor je?
Het was niet een wedstrijd waar ik heel erg naar uit zou hebben gekeken, met de kasseien en de valpartijen, dus wat dat betreft was het niet lastig.
Met zulke nieuwe races, mogen we concluderen dat het vrouwenwielrennen in de lift zit?
Ja. Er zijn heel veel veranderingen ingezet, zeker de laatste jaren. Tot voor kort hadden we La Course, de Tour de France voor vrouwen, wat één dag was tijdens de Tour de France voor vrouwen, maar nu hebben we na de mannen een achtdaagse. De etappes worden ook allemaal uitgezonden op tv, zoals het bij de mannen ook is. Zo zijn er meerdere wedstrijden bijgekomen.
We nemen nu ook wel deel aan twee evenementen tegelijk. Dat biedt uitdagingen met ons huidige team. Je hebt ook een aantal jonge meiden in de ploeg, die soms ook wel eens een wedstrijd willen rijden die van wat minder niveau is, om eens een goed gevoel te hebben en om andere dingen te leren.
Neemt de kwaliteit van het vrouwenwielrennen toe, waardoor er ruimte komt voor meer koersen?
Het is een combinatie. Als het meer op televisie komt, dan is er meer aandacht voor en dan komen er ook meer mensen, die om meer uitzendtijd van vrouwenwielrennen gaan vragen. Vanuit de UCI, de internationale wielerbond, geldt nu ook bijvoorbeeld dat de World Tour wedstrijden –dat zijn eigenlijk de grootste wedstrijden binnen onze sport– minimaal een uitzending moeten hebben van drie kwartier. Als het meer op televisie is, komen er ook meer sponsoren. Er komt meer geld voor het vrouwenwielrennen beschikbaar.
“steeds meer organisaties willen dat er ook vrouwenedities van alle koersen komen. Dat zorgt ook voor uitdagingen, bijvoorbeeld voor de kwaliteit”
Je ziet daarnaast dat er veel mannenploegen zijn, waar nu ook vrouwenploegen komen, waardoor steeds meer organisaties willen dat er ook vrouwenedities van alle koersen komen. Dat zorgt ook voor uitdagingen, bijvoorbeeld voor de kwaliteit die je benoemde. Rensters gaan natuurlijk niet ineens harder rijden, omdat er meer koersen zijn. Er zijn ook niet ineens veel meer rensters aan de top, maar het is zeker wel hard aan het groeien op dit moment.
Neemt het aantal jonge, talentvolle wielrensters toe?
Daar heb ik niet zoveel zicht op, want dat zou bij de clubs zijn. Maar ik hoop van wel, want we hebben aan de top meer wielrensters nodig. Dat is wel een verschil met het mannenpeloton, dat is veel groter. Nieuw vrouwelijk talent is erg welkom bij ons. Er zijn meer sponsors geïnteresseerd, er is meer geld en we hebben nu ook een minimumloon. Het vrouwenwielrennen wordt professioneler en groter. Het is zeker hard in ontwikkeling.
Wat is een volgende stap in vrouwenwielrennen, die jij zou verwelkomen?
Er zijn op dit moment een hele hoop veranderingen en ik hoop dat die werken, en dat het goed blijft werken. Doordat je bijvoorbeeld nu een minimumsalaris geeft, merk je wel dat voor sommige ploegen dat lastig is. Stel dat een talent overkomt van de junioren, dan moet je direct het minimumsalaris bieden, terwijl dat soms niet past bij de leeftijd die ze op dat moment hebben. Ze zijn pas 18 en in principe is dat een behoorlijke gok voor een ploeg.
Dus qua opleiding is dat best wel lastig geworden. Als je een tussenstap zou hebben, met een beloften-categorie, dan kan je daarbinnen kijken wie zich verder ontwikkelen en wie er talent genoeg hebben om daadwerkelijk professioneel te gaan wielrennen. Die stap ontbreekt op dit moment nog in het vrouwenwielrennen. Die heb je bij het mannenwielrennen wel, maar bij het vrouwenwielrennen niet. Zo zijn er wel meer dingen, die verder verbeterd kunnen worden.
“Het vrouwenwielrennen mist een beloftencategorie, om te zien wie daadwerkelijk genoeg talent heeft om professioneel te gaan wielrennen”
Er is echter zo’n gebrek aan wielrensters, dat de opleidingsploegen –waar ze wel op de ontwikkeling kunnen focussen en niet het minimumsalaris al hoeven te betalen– moeite hebben om wielrensters te vinden die daar naartoe komen. Er is overal plek. Dat zijn risico’s die ontstaan, doordat de ontwikkelingen zo hard gaan. Dat heeft tijd nodig, zodat de ploegen daaraan kunnen wennen en de budgetten rond kunnen krijgen.
En, wat is de reden dat een mannenploeg met een vrouwenploeg start? Als dat alleen vanuit de sponsoren komt en het is iets dat erbij komt, maar waar geen passie in ligt, dan geeft dat ook weer de nodige strubbelingen.
“Als het alleen van de sponsors komt, maar er is geen passie, dan geeft dat ook de nodige strubbelingen”
Jullie kennen dus geen opleidingsteams, maar dat zou wel wenselijk zijn …
In het wielrennen zie je dat al die meiden internationaal rijden. Ik denk dat het goed zou zijn, als er een beloften categorie komt en dat dit vanuit de UCI gestimuleerd zou worden.
Met ons team zijn we nu aan het proberen om mee te groeien met alle ontwikkelingen. Het is lastig om de budgetten rond te krijgen, want er komen enorm veel wedstrijden bij. Dat betekent dat je op een gegeven moment een dubbel programma moet rijden, dus twee wedstrijden op één moment.
“Het is lastig om de budgetten rond te krijgen, want er komen enorm veel wedstrijden bij”
En dat houdt in dat je twaalf rensters nodig hebt. Dat is bijna onze hele ploeg. Dus je kan je voorstellen, dat als je iemand hebt die ziek is en iemand hebt die geblesseerd is, je al niet meer met volle ploegen aan de start staat. Dat betekent voor ons dat we meer wielrensters moeten vinden, wat lastig is op dit moment. Maar ook dat je grotere budgetten nodig hebt, omdat je dubbel zoveel materiaal nodig hebt, dubbel transport, meer hotels… Kortom, een dubbel programma is gewoon dubbel zo moeilijk.
Waar leggen jullie de keuzes dan? Hoe gaan jullie daarmee om?
Er is niet veel keuze in, want je bent wel verplicht om alle grote wedstrijden te rijden als ploeg. Maar om dat voor elkaar te krijgen, dat is wel heel lastig. Dus daar zijn we wel mee bezig, om het zo uit te breiden, dat we financieel rond kunnen komen, dat we genoeg rensters hebben, genoeg materiaal, het nodige transport en genoeg staf. En dat is de moeilijke ontwikkeling van dit moment, en ook wel mooi, want het zegt veel over de groei van het vrouwenwielrennen.
Ik kan me voorstellen dat rolmodellen -zoals jijzelf- bijdragen aan de groei van het vrouwenwielrennen. Hoe zie jij dat?
Ja, dat denk ik wel. In sommige sporten doe je het puur voor de sport en dat is het. Maar in het vrouwenwielrennen kun je nu ook echt een mooie baan hebben met een salaris. Dat is als je jong bent natuurlijk nog niet de motivatie, maar dat geldt wel voor die rolmodellen, die successen oogsten en zichtbaar zijn op televisie.
Die ontwikkelingen, heb jij dat nog meegemaakt als wielrenster, of is dat heel recent?
Ik ben met wielrennen begonnen omdat het gewoon mijn sport was en ik er mijn vriendinnetjes ontmoette. Het betekende op zich niet heel veel meer. Toen ik wedstrijden begon te winnen, ging dat groeien en pas op het laatst raakte ik ervan overtuigd, dat ik er mijn beroep van kon maken.
Dat de salarissen omhooggaan is pas van de laatste twee jaar ongeveer. Dat gaat nu ook best hard. Toen ik jong was, fietste ik voor –wat was het– 200 euro per maand of zo. En als je de topsporter status verwierf van het NOC, dan had je je stipendium voor de A-status.
Hoe kijk je terug op jouw successen?
Ik ben heel blij met die jaren dat ik dat mocht doen en dat het ook mogelijk was om het te doen. En daarom vind ik het nu ook mooi, om erin verder te gaan, omdat je ziet welke ontwikkeling het doormaakt. Ik vind wielrennen gewoon een mooie sport.
Dus je zit wel op je plek…
Ja, maar hoe kan je zeggen dat je op je plek zit, want ik heb natuurlijk niet heel veel andere dingen geprobeerd. Ja, ik ben verpleegkundige en daar zat ik niet op mijn plek. Dat is dan des te meer een bevestiging dat sport wel bij mij past.
In het boek ‘Anna, mijn leven achter het erepodium’ ga je in op de keerzijde van topsport, zoals de druk toen iedereen van je verwachtte dat je wereldkampioene zou worden. Heb je dergelijke dingen ook ingebracht in de Master in Coaching, om aan te werken?
Nee. Het had wel gekund hoor, want je brengt in wat je zelf in wilt brengen, maar ik vond het fijn om het niet zozeer te hebben over de dingen die ik in het wielrennen had meegemaakt, maar meer vooruit te kijken.
Heb je onderwerpen uit je ploegleiderschap ingebracht in de Master in Coaching?
Ja, maar ook niet zozeer specifieke situaties of zo, maar meer wie je bent. En er zijn dan natuurlijk ook situaties die aan bod komen, maar het zijn vooral de onderwerpen die nog een rol spelen in je leven. Voor mij gold bijvoorbeeld, dat het nog steeds wel vreemd voelt, dat je als wielrenster ineens als ploegleidster gezien wordt. En dat het een bepaalde verantwoordelijkheid met zich meebrengt, en hoe je daar dan mee omgaat. Het gevoel dat je altijd beschikbaar moet zijn. Of als je een gesprek hebt gehad met iemand en je een gevoel overhoudt, dat je niet echt bent opgeschoten of dat je geen antwoorden hebt gekregen op de vragen die je had… Ja, waarom heb je die verwachtingen eigenlijk? En wat vond degene waarmee je gepraat hebt er eigenlijk van? Daar kom je dan op door de sessies die we hadden en de dingen die we behandelden, en dan link je die aan je eigen praktijk.
Kijk je anders naar andere coaches, nu je de Master in Coaching gedaan hebt?
Jawel. En daar leer je denk ik ook weer van. Het is net als je nieuwe schoenen gaat kopen, dan kijk je ineens naar iedereen zijn schoenen. Zo is het ook als je coach wordt, of als je de Master in Coaching gaat doen (lacht).
Je kan van tevoren heel veel leren over coaching en het uitproberen in de praktijk, maar vaak is iets op papier heel leuk, maar voelt het voor jezelf helemaal niet als iets dat bij je past. Uiteindelijk gaat het erom dat jij je eigen coaching manier vindt, dat je bij jezelf blijft en coacht op een manier die voor jou werkt.
Heb jij een coach, die voor jou een voorbeeld is?
Ik heb bij veel coaches dat ik dingen zie, waarvan ik denk dat ik ze nooit op die manier zou doen of dat ik denk dat ik er juist van kan leren. Bijvoorbeeld, de voetbalcoaches die je op televisie ziet zoals Louis van Gaal, die zijn altijd erg duidelijk. Daarvan vind ik mooi hoe ze opkomen voor de groep, hoe ze achter hen staan en hoe ze er een team van maken. Ik geniet van die interviews, die zelfverzekerdheid, hij heeft een plan en dat is het gewoon. Punt.
“Uiteindelijk heb je als sporter ook wel door, of iemand echt in je geïnteresseerd is”
Ik herinner me ook nog goed hoe mijn bondscoach was, die ik in mijn juniorentijd in het wielrennen had. Die was juist het tegenovergestelde en zei nooit heel veel. En dan vergelijk ik dat met Louis van Gaal en dan denk ik: toch gaf hij mij óók dat zelfvertrouwen. Hij zei niet heel veel, maar hij zag wel altijd alles. Dus je kan verbaal heel veel dingen doen, maar uiteindelijk heb je als sporter ook wel door of iemand echt in je geïnteresseerd is.
Je noemt Van Gaal met een duidelijk plan voor het team, maar ook het belang van elk individu. Ook in wielrennen moeten de individuele belangen altijd binnen het team passen, neem ik aan?
Ja, maar dat verschilt ook welke coach je bent. Onze bondscoach in het wielrennen hoefde er geen team van te maken. Hij moest gewoon goede wielrensters ‘aanmaken’ zeg maar, en zoveel mogelijk de talenten eruit pikken. Dan is het individu belangrijk, die bepaalt het doel.
“Het belangrijkste blijft wel de ander, de renster en de connectie die je met haar hebt, want dat is ook waardoor je respect verkrijgt”
Dat is heel anders dan zoals het nu bij onze ploeg gaat, want daar wil je ook een team van maken. Vaak kijken rensters vooral naar zichzelf. En soms moet je als coach dan bepaalde keuzes maken, bijvoorbeeld dat het misschien niet de sterkste renster is, maar dat ze goed in het team past. Dus, hoe je je dan opstelt als coach, is erg afhankelijk van de doelstelling die je met het team hebt.
Als coach heb je met die hele context te maken. Het belangrijkste blijft wel de ander, de renster en de connectie die je met haar hebt, want dat is ook waardoor je respect verkrijgt. Maar er speelt meer en als coach ben je verantwoordelijk voor de keuzes en de selectie en soms moet je ook de boeman zijn en knopen doorhakken.