Dennis van Vlaanderen, die topsportcoördinator was tijdens de eerste jaren van de Johan Cruyff Academy Amsterdam, gaat in op de ontwikkelingen van de duale carrière voor sporters en de behoeften van het onderwijs, om in te spelen op de veranderingen in sport en samenleving
In september 1999 startten 35 sporters aan de Johan Cruyff Academy van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) om een duale carrière te volgen. Zij combineerden hun topsport met sportmarketing, de hbo-opleiding Commerciële Economie gericht op de sportindustrie. In het onderwijs was het nieuw destijds om extra ondersteuning te bieden aan topsporters om de combinatie sport-studie mogelijk te maken. Het was een grote wens van Johan Cruijff, die zag dat veel sporters worstelden met de overgang van hun sportieve loopbaan naar andere rollen en verantwoordelijkheden in de samenleving, terwijl ze zulke waardevolle kennis en ervaringen in hun sportloopbaan hadden opgebouwd.
De HvA ondersteunde de visie van Johan Cruijff, maar toen de Johan Cruyff Academy in 1999 gelanceerd werd, was er nog geen topsportbeleid ontwikkeld in het hoger onderwijs en was er ook nog geen infrastructuur opgezet. Zo begon Dennis van Vlaanderen op 7 februari 2000 als topsportcoördinator aan de Johan Cruyff Academy Amsterdam, om die structuur neer te zetten, wat ook een basis vormde voor het topsportbeleid van de hogeschool.
Alle 35 topsporters haalden hun diploma. Gebaseerd op dit succes, startte in september 2004 Johan Cruyff College bij ROC van Amsterdam, zodat sporters ook op mbo-niveau een duale carrière konden ontwikkelen. Peter Jansen, die dat implementatietraject leidde, vroeg Dennis het topsportbeleid op College-niveau toe te passen en er de intakeprocedure te verzorgen. Tussen 2004 en 2009 werkte Dennis voor beide entiteiten. Tegenwoordig werkt hij als Manager Topsport & Onderwijs bij de Topsport Academie Amsterdam (TAA) van de HvA, dat topsporters de mogelijkheid biedt om hun sportcarrière succesvol te combineren met een HvA-opleiding naar keuze.
De bevlogenheid van Dennis is niet moeilijk te verklaren. Hij was zelf topsporter en maakte tussen 1988 en 2000 deel uit van het Nederlandse kanoteam. “Wanneer je als topsporter wilde studeren, moest je het helemaal zelf uitzoeken”, zegt hij in een interview voor het HvA-expertisecentrum Urban Vitality. “Ik wilde economie studeren en dat combineren met mijn sportloopbaan” vervolgt hij “en dat lukte omdat ik mondig was. Ik realiseerde me dat dit niet voor iedere topsporter geldt.”
Wat zijn in de afgelopen decennia de belangrijke veranderingen geweest in duale carrières voor topsporters?
Allereerst is er in de sportwereld ongelofelijk veel veranderd. Er wordt veel meer overdag getraind. Er zijn diverse nieuwe sporten bijgekomen, zoals de Urban Sports. De esports en de gaming-wereld hebben hun intrede gemaakt in de sportindustrie. Daarnaast heeft het NOC*NSF met haar TeamNL programma’s de topsport verder gecentraliseerd, waardoor veel jonge sporters eerder uit huis gaan wonen en hun privé-situatie enorm verandert.
“In het onderwijs zien we een verschuiving naar leeropbrengsten met andere vormen van toetsing en examinering. Kijk je specifiek naar Johan Cruyff Academy, dan zie je een aanpassing in het onderwijsconcept”
Daarnaast zie je in het onderwijs een verschuiving van competentiegericht onderwijs naar leeropbrengsten met andere vormen van toetsing en examinering. Kijk je specifiek naar Johan Cruyff Academy, dan zie je een aanpassing in het onderwijsconcept. Door de technologische ontwikkelingen zijn er meer mogelijkheden voor plaats- en tijdonafhankelijk leren.
Hierdoor is het hele intakeproces ook van nog groter belang geworden: van goede voorlichting en eerste kennismaking via het persoonlijk intakegesprek, tot de start van de opleiding. Kortom het creëren van de juiste verwachtingen, in een sterk veranderende sportsector én samenleving, waar het onderwijs op in moet spelen.
Hoe kunnen we ervoor zorgen, dat sporters nóg beter hun duale carrière kunnen ontwikkelen?
Er zijn heel veel factoren die bepalen of een sporter een duale carrière al dan niet succesvol doorloopt. Vanuit mijn ervaring is de alles-overkoepelende factor de Communicatie! Communicatie tussen de sport en het onderwijs en tussen de sporter en alle mensen in zijn of haar omgeving, in de sport, in het onderwijs en privé.
“Ik vind het best bijzonder dat in het onderwijs veel geïnvesteerd wordt in sporters en sport, omdat zij dat belangrijk vindt, terwijl dat omgekeerd niet even vanzelfsprekend is”
Een ideale situatie zou zijn als de hele sportsector het onderwijs zou zien als een vast onderdeel van het basispakket voor iedere sporter, zoals dat bijvoorbeeld al is gebeurd met de diëtist, mental coach en fysiotherapeut. Vroeger moest de sporter dat allemaal zelf uitzoeken, maar tegenwoordig zijn deze mensen in dienst van de sport en onderdeel van het pakket.
Het is best bijzonder dat in het onderwijs veel geïnvesteerd wordt in sporters en sport, omdat zij dat belangrijk vindt, terwijl dat omgekeerd niet zo vanzelfsprekend is. Als het College van Bestuur van de hogeschool zou zeggen: “We gaan het onderwijsbudget anders besteden en we stoppen met de Topsport Academie Amsterdam en Johan Cruyff Academy”, dan zouden veel sporters en de sportsector een groot probleem hebben.
Gelukkig is het niet erg waarschijnlijk dat dit zal gebeuren. In het HvA-instellingsplan zijn een aantal ambities voor de toekomst beschreven. Eén ervan is dat de student meer regie heeft op het eigen leerpad. Daarnaast is er de ontwikkeling in het onderwijs van competenties naar leeropbrengsten, waardoor het onderwijs flexibeler wordt en individuele skills steeds belangrijker worden. Voor topsporters betekent dit een uitgelezen kans om hun topsport-skills (meer) in te zetten binnen hun opleiding, zoals ze ook hun onderwijs- en sociale skills kunnen gebruiken om een betere topsporter te worden. De studerende topsporter als doelgroep levert voor de ontwikkeling van het onderwijs veel op, zowel op landelijk niveau als binnen de hogeschool.
“Als er in de sportwereld meer mensen komen, die samen met de sporter kijken naar het juiste aanbod, maakt dat de keuze voor de sporter overzichtelijke en makkelijker”
Het idee dat een studie belangrijk is, is bij veel topsporters aanwezig. Toch zijn er velen die om uiteenlopende redenen alleen op hun sport focussen. Hoe kunnen we meer topsporters motiveren om voor een duale carrière te kiezen?
Allereerst is dit de eigen keuze van de sporter. Niet iedereen hoeft te studeren, dus ook niet iedere topsporter. Maar als wij de situatie creëren dat het onderwijs een vast onderdeel is van het basispakket van de sporter, dan gaat de cognitieve ontwikkeling veel automatischer. Het is van groot belang dat iedere topsporter zich blijft ontwikkelen. Voor sommige is een mbo- of hbo-opleiding hiervoor geschikt.
Anderen kiezen een losse cursus of een parttime baan. Als er in de sportwereld meer mensen komen, die samen met de sporter kijken naar het juiste aanbod, maakt dat de keuze voor de sporter overzichtelijke en makkelijker.
Lopen topsporters bij alle opleidingen tegen soortgelijke uitdagingen aan, of niet?
De ondersteuning van studerende sporters door de Topsport Academie Amsterdam gaat uit van zes pijlers, waarop we maatwerk verrichten: Persoonlijke begeleiding, roostering, toetsing, onderwijsprogramma, stage/minor en fysieke belasting. Met dit in het achterhoofd kijk ik altijd naar het totaalplaatje. Daarbij bieden we maatwerk en ga ik op zoek naar de beste balans tussen enerzijds de wensen en behoeften van de sporter en anderzijds de mogelijkheden van de opleiding.
Er spelen daarbij verschillende factoren:
- Bij de sporter: hoe zelfstandig is een sporter (zoals leeftijd, ervaring), welke sport (individueel vs. team, zomer vs. winter), welk niveau (van jong oranje tot Olympisch kampioen), trainingstijden (’s morgens vroeg, overdag, ’s avonds), sportlocaties (reistijd, enkele of meerdere locaties), internationaal (veel wedstrijden of trainingskampen in het buitenland).
- Bij het studieprogramma: aanwezigheidsplicht, fysieke belasting (sportles, praktijklessen), ervaring met topsporters (nieuwe medewerker of eerste topsporter), lesrooster (aantal lesuren/dagen per week), toetsvormen (opdrachten, kennistoetsen, assessments), groepswerk (verplicht samenwerken), grootte opleiding (klein betekent vaak wat persoonlijker maar minder schuiven met rooster en groot vraagt vaak meer zelfstandigheid maar biedt doorgaans meer mogelijkheden om lessen op verschillende momenten te volgen).
Dat betekent: waar een opleiding heel geschikt is voor de ene sporter, kan dat voor een andere sporter juist het tegenovergestelde zijn.
Wat zijn momenteel de uitdagingen in het onderwijs om duale carrières te ondersteunen?
In het onderwijs gaat het vooral om een maatschappelijke verantwoordelijkheid richting alle jonge mensen, dus ook sporttalenten en topsporters. In het onderwijs spelen een aantal cruciale vragen:
- Willen wij investeren in topsport? Zo ja, waarom?
- Hoeveel willen wij investeren in topsport?
- Wat betekent dat voor andere doelgroepen waar wij niet, of minder, in investeren?
- Wie betaalt dit?
Het antwoord op het eerste punt is positief. In het hoger onderwijs in Nederland zien we dat er bijvoorbeeld 31 instellingen zijn aangesloten bij het landelijk platform Flexibel Onderwijs & Topsport (FLOT). De redenen zijn uiteenlopend: uit maatschappelijke verantwoordelijkheid, om de innovatieve pilot-functie die het kan bieden in onderwijsontwikkeling, passend binnen het diversiteit en inclusiebeleid, om marketing en pr-redenen, invloedrijke sporters binnen de instelling hebben, etc.
“Als we willen investeren in topsport, hoeveel willen we dan investeren, wat betekent dat voor andere groepen waarin we niet of minder investeren, en wie betaalt dat, zijn cruciale vragen voor de academische wereld”
De achilleshiel zit in de andere vragen. Er zijn grote verschillen in de investering in topsporters bij de onderwijsinstellingen, variërend van één studentdecaan die topsport-contactpersoon is zonder extra beschikbare uren, tot onderwijsinstellingen met professionele afdelingen zoals de HvA, met de Topsport Academie Amsterdam en Johan Cruyff Academy, en alles wat hiertussen in zit.
Voor onze onderwijsinstelling, een brede hogeschool met opleidingen op allerlei gebied, zit de winst vooral in het delen van de kennis en ervaringen met studerende topsporters, met andere bijzondere doelgroepen die ook extra ondersteuning nodig hebben. Denk aan muziek, dans, cultuur, etc. Dit is voor de onderwijsinstelling een grote investering, maar het levert ook veel op, met name op het gebied van gelijkwaardige kansen en studeerbaarheid voor iedereen. Maar ook voor de ontwikkeling van het onderwijs en nieuwe curricula is het soms ideaal om gebruik te maken van de kennis en ervaring van het topsportbeleid. Deze doelgroep, de topsporters, stelt hoge eisen aan het onderwijs. Is het werkbaar voor hen, dan is het werkbaar voor bijna alle andere studenten. Dit is iets waardevols, waar veel andere onderwijsorganisaties iets van zouden kunnen leren.
Hoe kan het dat topsporters soms beter presteren in hun sport, wanneer ze zich ernaast ook ontwikkelen via studie?
Er is niet zoveel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de invloed van activiteiten buiten de sport, maar er is wel is er een duidelijk positief resultaat in de sportbeleving van sporters zelf, op het vlak van zelfvertrouwen, betrokkenheid, enthousiasme en energie om te sporten. Dit geldt met name als de off-field-activiteiten binnen het interessegebied van de sporter liggen.
“Sporters geven zelf vaak aan dat sporten en studeren hen meer zelfvertrouwen, betrokkenheid, enthousiasme en energie geeft. Dit is vooral het geval als hun studie in hun interessegebied ligt”
Bijzondere prestaties worden soms geleverd vanuit een bijzondere motivatie. Emoties kunnen daarbij een rol spelen, zoals een groot verlies, of bewuste drukverlaging en vanuit de underdogpositie het spel veranderen. Echter, in heel veel gevallen spelen die bijzondere omstandigheden niet of zijn ze er slechts op een bepaald moment. Kijk je naar een algemene, gemeenschappelijke noemer, dan zie je dat sporters op topniveau allemaal ongeveer even hard trainen, een goede begeleiding krijgen en ongeveer even fit zijn. Het verschil bij degenen die goed presteren ligt meestal op het mentale vlak: zit je lekker in je vel, heb je vertrouwen, ben je gemotiveerd, heb je de juiste focus? Kortom: is je leven in balans?
Dit is voor mij heel herkenbaar, vanuit mijn eigen ervaringen toen ik sport en studie combineerde, mijn directe omgeving tijdens mijn sportcarrière en de inmiddels duizenden sporttalenten en topsporters waarmee ik de afgelopen decennia heb gewerkt en waar ik vele gesprekken mee heb gevoerd.
Hoe kunnen we topsporters helpen die juiste balans in hun leven te behouden?
Kijken we in Nederland naar de lengte van een sportcarrière en het hoogtepunt in die carrière, dan zien we twee interessante dingen:
- De carrière van talenten is de afgelopen jaren steeds vroeger begonnen rond de 13 á 14 jaar, uiteraard afhankelijk van de sport.
- De gemiddelde leeftijd van onze Olympiërs is de afgelopen 20 jaar gestegen tot boven de 27.
Wil je als sporter jouw persoonlijke top halen, dan betekent dit dat je zo’n 14 jaar met je topsportcarrière bezig bent, voordat je de eigen top haalt en gedurende al die tijd is professionele begeleiding daarbij belangrijk. Wat mij betreft is de rode draad van het verhaal dat wij –iedereen die de topsporter begeleidt– een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen: de ondersteuning van (jonge) mensen die alles uit zichzelf halen en daarbij de eigen persoonlijke top halen.
Door een veilige infrastructuur rondom de sporter te bouwen, met transparante communicatie, verwachtingen en verantwoordelijkheden, is dit te realiseren. Dit hebben we ook gedaan bij het maken van STARTING 11, de eerste Europese toolkit voor de duale carrière. Ik ben ervan overtuigd dat dit kan én dat het ook onze verantwoordelijkheid is, want een leven van alleen topsport hoort niet meer bij de wereld van vandaag. Mocht dit lukken, dan staat Nederland als sportland nog een hele mooie en succesvolle (sport) toekomst te wachten!